Het Donau-dal breekt door het Boheemse massief tussen Passau en Linz, dat als uitlopers van het Beierse Woud en het Sauwald een ruw middelgebergteklimaat creëert.
Beekdalen vormen een verbinding van het Donaudal naar het middelgebergte en fungeren als koude luchtgangen. Waar deze zogenaamde Dobeln in het Donau-dal stromen, ontstaan koude luchtgebieden met bijbehorende flora en fauna.
Dit wordt tegengegaan door het milde klimaat van het Donau-dal zelf:
De hoge warmteopslagcapaciteit van het water zorgt voor milde winters.
De op het zuiden gelegen hellingen maken optimaal gebruik van de zonnestralen en zetten deze om in warmte.
Het dal is normaal gesproken tussen 200 en 300 meter diep, op het diepste punt bij Jochenstein zelfs 600 meter (Haugstein, 895mNN) en biedt een zekere mate van bescherming tegen de wind.
Hierdoor ontstaat een hoge luchtvochtigheid, die op haar beurt de warmte goed opslaat.
Ter vergelijking: de weergegevens van Rollhäusl/Untergriesbach (560 mNN) (www.meteo24.de) en Engelhartszell (295 mNN) (www.wetter.at) laten dit als voorbeeld zien: op 5.12.2008 bedroeg de windsnelheid in Rollhäusl vijf knopen met vlagen van 10 knopen bij een temperatuur van 0,1°C, in Engelhartszell was geen wind meetbaar bij een temperatuur van 4°C.
De volgende klimaatzones zijn van toepassing in de regio:
Zuid-Duitsland-Oostenrijkse wijk (milde overgangszone, 380 – 600 m): gemiddelde jaartemperatuur 6-7°C, jaarlijkse neerslag 800 tot 900 mm, aantal vorstdagen 90-100, duur van de besneeuwingsperiode/dagen 100
Zuid-Duits-Oostenrijkse wijk (ruw podium, 600-900 m): gemiddelde jaartemperatuur 5-6°C, jaarlijkse neerslag 900-1000 mm, aantal vorstdagen 100-120, duur van de besneeuwingsperiode/dagen 130